Ik was een beetje verloren. Of voelde me minstens alsof een van mijn dierbare bezittingen dat lot was toegedaan. Eigenlijk vergat ik gewoon mijn gsm - lag naast de trofee voor dramaqueen. Mijn dierbare slimme compagnon, alias agenda, horloge, opluisteraar -kom, stuur nog maar wat fijne muziekjes naar mijn oren - fototoestel, safetynet - welke trein moest ik weer nemen? -, tijdverdrijver - even ... (vul naar hartelust aan: mail, facebook, whatsapp, twitter, instagram,...) checken -, to-do-lijstje en communicatiemiddel tout cour bleef thuis. En daar kwam ik pas achter op de trein. Naar Brussel. Zo halverwege.
Ik mocht van geluk spreken dat het niet mijn hoofd was dat achteloos op het nachtkastje was gezwierd. Ik weet immers zelden nog waar het staat. Het vliegt tegenwoordig van stageles naar lesvoorbereiding en weer terug. Onderweg is het steeds in opperste staat van paraatheid. Heb ik alles? Ging dit goed? Had ik dat niet beter anders gedaan? Moest ik nog ergens aan denken (ja, altijd)? Hoeveel kopieën waren dat weer voor mijn vijfde jaar? Waarmee ging dat tweede lesuur beginnen? Misschien nog even die leerinhoud nakijken? Of dat reflectieverslag alvast neerpennen?
Dat. Onophoudelijk mallemolend door mijn hoofd. On-op-houdelijk. Moemakend, ook - nog meer dan het voor-de-klas-staan, wat vooral veel energie en voldoening geeft. Hoewel de datum al maanden druk omcirkeld stond in mijn agenda, had ik plots nog maar weinig zin om te gaan. Stageschooldagen beginnen vroeg, en des te vroegere uurtjes ik op mijn klok zie passeren, des te moeizamer de morning after zich in gang zet. Maar dan had ik toch die kaartjes, het vooruitzicht op goed gezelschap en stiekem nood aan even loslaten en uitrazen - oh hello there, sociaal contact! Dus was ik onderweg. Naar Brussel Zo halverwege. Met een ieniemienie tegenzinnetje.
Maar dan was daar Edward Sharpe en waren er magnetische nullen en was alles goed. Gsm-gemis - ik ben gek genoeg niet eens gigantisch aan het ding gehecht, maar voelde me toch een beetje naakt zonder - was ver vergeten, comfortabel weggedoken in een stoeltje was moe niet eens zo erg en mijn hoofd had in tegenstelling tot de band ineens veel minder noten op zijn (haar? geen idee eigenlijk van het geslacht van mijn hoofd) zang. Er was alleen nog muziek. En lachen. Wat lachte ik! Frontman Alex deed me instant wegdromen van bloemetjesvelden, vreugdedansjes en twee verschillende sokken. Het schijnbare zootje ongeregeld op het podium leverde prachtig werk af met een nonchalance die nog meer bloemetjes, dansjes en sokken deed vermoeden. En vrij. Muziek! En blij. Wat blij-te ik (ik ben er van overtuigd dat blij op muziek een werkwoord kan zijn).
Ik lachte blij en barstte fluitend verschillend gesokt uit in de meest enthousiaste vreugdedans die dat bloemenveld ooit zag. In Brussel. Zo halverwege. En moest onder-terug-weg steeds denken: ik wil nog.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten