Zelf heb ik er natuurlijk erg weinig over te zeggen. Als intussen doorwinterde kotstudent ben ik immers alleen in de weekends thuis. En dan nog. Door de jaren heen veranderde er al een heleboel. En dat is prima. Zeer prima zelfs. Het aanmoedigen waard. Maar dit? Nee... Hier was ik niet klaar voor.
Ik was altijd in de waan dat er een zekere conventie omtrent 'het gezin aan tafel roepen' heerste:
1) Iemand die toevallig honger heeft zakt af naar de keuken: "Wanneer is het eten klaa-aar?"
1a) Eventueel gevolgd door een nieuwsgierige blik in de potten: "Wat eten we?"
2) Die persoon heeft pech. Het eten is bijna klaar. Resultaat: "Dek jij de tafel even?"
3) Mama laat aan de tafeldekker weten dat het eten klaar is: "Roep iedereen maar aan tafel."
4) De ongelukkige tafeldekker brult op z'n hardst "EEEEEEEEETEEEEEEEN" - liefst met een flinke hap naar adem tussen de lettergrepen. En altijd - altijd - van op de plek waar je zit.
4a) Desgewenst ook te vervangen door "AAN TAAAAAAAFEEEEEEEEEL" - met vergelijkbaar volume en ademgehap.
5) Geërgerde blik van mama.
Dat blijkt dus niet zo te zijn. In mijn doordeweekse afwezigheid heeft mijn gezin het beleid blijkbaar aangepast. Ik was immers braaf voor school aan het werken - dat doe ik soms - toen ik iemand van onder aan de trap wat hoorde zeggen (Zeggen. Niet roepen, zoals het hoort). Bleek mijn zus te zijn. Met de mededeling "Wij zijn aan het eten. Als je wil mag je ook komen."
Een verontrustende ontwikkeling. Laat dat duidelijk zijn. Die vrijblijvendheid (Als je wil. En als ik nu niet wil? Wat dan?). Dat gebrek aan roepen (je moest eens weten hoeveel deugd dat kan doen). Die verplaatsing (zonde).
Voor mijn gemoedsrust hou ik het op een kleine abnormaliteit. Niets om je zorgen over te maken. Volgend weekend zal er wel weer luidkeels gebruld worden. Al moet ik het zelf doen.
Of zit ik al te lang op kot?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten