woensdag 13 november 2013

Grote teleurstellingen uit mijn jeugd

- De vlechtjes in mijn haren bleven nooit zo overeind staan als die van Pippi.
- De monsters onder mijn bed kwamen altijd pas tevoorschijn als mama de deur uit was/
- Professioneel kampenbouwer en prinses bleken geen haalbare carrièreplannen.
- De bib uitlezen tegen mijn 18e lukte niet.
- Tijdens een dagje pretpark zag je altijd meer rij als rollercoaster.
- Het speelgoedje bij de tandarts was écht de pijn niet waard.
- Hoe vaak ik ook met zwarte cape "Wingardium Leviosa" brulde, mijn veer steeg niet op. (en op mijn twaalfde kreeg ik ook geen brief van Zweinstein)
- Als je naast de witte strepen van het zebrapad stapte, viel je niet in een krokodillenrivier.
- Een broer die eerder kon fietsen en een zus die eerder kon zwemmen als ik. Pijnlijk, als oudste.
- In het eerste leerjaar moest je stilzitten. Echt. En zwijgen ook.
- Ik kon niet na een week in dat eerste leerjaar lezen en schrijven. 
- Hoe hard ik ook in de kleine spiegeltjes langs mijn bed keek, er was echt geen parallelle wereld aan de andere kant.
- Polly pocket was meer om naar te kijken, die poppetjes waren nu eens echt te klein om met mijn onhandige vingertjes vast te houden.
- Het bootje dat we in de Ardennen knutselden en loslieten in de rivier kwamen we weken later niet terug tegen aan zee
- Dat kommetje chips op zaterdag bij FC De Kampioenen was altijd sneller leeg dan verwacht.
- Het playmobile-dorp bouwen was altijd leuker dan er effectief mee spelen.
- Dat touwtjespringend handstand-wielen op de speelplaats was niet aan mij besteed. Ook niet als ik hard probeerde.
- Een glas Fristi zag er altijd lekkerder uit dan het was.
- Mijn buren in de eetzaal hadden altijd lekkerdere boterhammen. Onafhankelijk van wat ik bij had.
- Mijn eerste jaren "ik-leer-viool-spelen" bleken eerder "ik-pijnig-mijn-ouders-hun-oren" (dat vertelden ze later pas)
- "We blijven heel de nacht wakker"-ambities bij sleepovers werden nooit gehaald.
- Dingen die ik zocht verschenen steeds magisch als mama kwam kijken
- Kleine schattige babyzusjes, -nichtjes, -neefjes, buurkindjes,... werden altijd groter. En meestal minder schattig.
- Op kot gaan was niet zoals in W817
- Na een tijdje werd je toch echt te groot om te doen alsof je sliep in de auto zodat je ouders je naar binnen zouden dragen.
- De grassoep die we zo lekker klaarmaakten in de zandbak was zelden te eten.
- Erachter komen dat het bad eigenlijk diende om je te wassen, niet om met water en shampoo te spelen.
- ...

maandag 11 november 2013

Gelezen. Goedgekeurd ook.

Ik kende je niet. Tenminste, niet echt. Ik las je. Op een van die momenten dat ik het internet probeerde uit te lezen. Na lange zoektochten naar niets, dwalend klikken en afstompend kijken, las ik je. Ik kende je niet, maar had het gevoel dat door je woorden wel te doen. Het voelde als oude vrienden terugzien, zielsverwanten ontmoeten of een onverwachte klik. Dus las ik je. Gretig, gulzig en lang. Las met groot genieten mijn ogen en jouw woorden uit. En nog, en nog. Ik ken je nog steeds niet, maar kijk reikhalzend uit naar elk volgend schrijven. En steeds weer denk ik: "Ja! Zo!" Stiekem hoop ik op ooit ontmoeten. Op jouw vertellen van mijn lezen (en jij dan van je schrijven). Want hopen en dromen mag. Stiekem.

dinsdag 5 november 2013

Iets met Halloween

Ze vroegen me als wat ik me zou verkleden bij Halloween. Hypothetisch, want het wás al Halloween, hoewel mijn outfit dat in de verste verte niet deed vermoeden. De eerste drie minuten zat ik mond-vol-tanden te wezen. Door mijn hoofd spookte (see what I did there) vanalles, gaande van "Ik haat Halloween", over "Halloween is commerciële Amerikaanse brol, daar doe ik niet aan mee" tot "Nu vampier zeggen zal zeker niet goed zijn voor mijn reputatie". Want oh, dat vergat ik nog te zeggen: de vraagsteller wilde niet alleen van mijn kostuum op de hoogte gebracht worden, maar ook van wat dat over mij zou zeggen. Dus schreef ik in gedachten Halloweenmonster na Halloweenmonster af. Nee, ik zou niet als heks gaan omdat ik een heks ben. Nee, ik zou niet als vampier gaan omdat ik onverbiddelijk groot geworden ben in de Twilightgeneratie. En nee, ik zou niet als pompoen gaan omdat oranje me goed staat.

Stiekem wist ik al wat ik wilde zijn. Dat weet ik altijd als ik me moet verkleden - zelfs zonder nadenken. Maar of dat zo hallocompatibel zou zijn... 't Was nog maar de vraag. Dus spookte het wat verder: "In Amerika verkleden ze zich toch ook niet altijd in hallomonsters? Of is dit mijn ik-kijk-veel-te-veel-hersenloze-amerikaanse-series-misvorming? Dan kon wat ik - altijd - wilde zijn nu toch ook?" Ik wil niet weten hoe ik er zo stilzwijgend spokend moet hebben uitgezien. Halloweenig, vast. Gelukkig verloste mijn vraagkweller me uit en van mijn spoken: "Het mag eender wat zijn, ook niet-halloween-gerelateerd."

"Pippi Langkous," flapte ik eruit, nog voor hij uitgesproken was. Ik wil Pippi Langkous zijn. Vastberaden. Omdat ze mijn held is. Altijd was en sowieso zal zijn. Omdat ik het kostuum door de jaren heen verfijnd heb (inclusief gekke sokken, blauwe jurk en ijzerdraadstaartjes). En omdat ik stiekem - altijd - wat meer Pippi wil zijn. Want laat dat duidelijk zijn: ik hef in mijn leven echt niet genoeg paarden op, loop niet genoeg tegen muren, reis niet genoeg naar Taka-Tuka-Land en drink te weinig thee in oude holle bomen met mijn aap. Zodus: ik wou Pippi zijn. Ook op Halloween. Stiekem altijd.