woensdag 20 augustus 2014

Stadswandeldingen



Ik had mijn stad gemist. Ook al moest ik bij het wachten voor het licht weer wennen aan de mensen om me heen, het geduw, getrek en gemompel bij het oversteken en koning auto die je langs alle kanten voorbijsluipt. Ook al was ik vergeten hoe anders de zon schijnt en hoe milder de briesjes zijn als ze niet aangewakkerd worden door open weilanden. Ik had mijn stad gemist. Ook al was ik het niet meer gewoon om op elke hoek doelwit te zijn van trotse restauranteigenaars op zoek naar hun volgende klant. Ook al voelde mijn vaste route van en naar het station minder bekend en leken de groene voetgangerslichtjes en mijn eigen tred niet meer op elkaar afgestemd. Gemis, oh groot gemis, zelfs al struikelde ik over die steen waarvan ik wist dat ie los lag, zelfs al sneden nietsontziende velofietsjes me de pas af en zelfs al ging het belletje van de tram oorverdovend de strijd aan met de stilte in mijn hoofd.

Het was fijn om even terug te zijn. Op bezoek, snel hoi en weer dag. Om te wennen aan de stad, zij aan mij. Het welkom was hartelijk. Ze vergastte me op een stralend zomerzonnetje dat over de daken heen nog net een gloed toverde op mijn wangen. Op de tonen van de speciaal voor mij gecomponeerde symfonie van tramgeklingel, belgerinkel en enkele zorgvuldig uitgekiende schaterlachen die weerklonken uit cafeetjes kon ik niet anders dan dansen. Eerst onwennig, maar al snel weer soepel en relaxed. Ook afscheid nemen deed ze in stijl, huilend haast. Gebukt onder vlagen regen, hield ze me warm met hoopvol opflakkerende neonlichtjes in de plassen, in regenjas gesnoerde lotgenoten en hier en daar een beetje beschutting. Alsnog dansend, nu tussen de plassen door van boom tot afdak tot de warmte van het station zwaai ik de trein op. Dag stad. Tot snel.